1998 L.C.G. van Dongen
J. Hermsen – L. van Dongen
Donderdag 19 november 1998 werd voor de 17-de keer de Professor Jan Trooster-prijs uitgereikt. In aanwezigheid van mevrouw Trooster overhandigde prof. Hilbers de prijs voor het eerst aan twee kandidaten, de technici Ran van Dongen en Jan Hermsen. Niet alleen het 75-jarig bestaan van de Universiteit heeft daarbij een rol gespeeld, ‘we hadden niet anders gekund’ aldus Hilbers, ‘deze keer waren er veel zeer goede kandidaten genomineerd’.
De elektronicus Ran van Dongen werd onderscheiden voor zijn bijdragen aan het ontwerpen en bouwen van meetapparatuur waarmee informatieoverdracht door middel van (zeer) hoge frequenties wordt bewerkstelligd; hoe op de beste manier informatie van de ene naar de andere plaats gebracht kan worden, al dan niet via een vertaalslag. Zo is hij ondermeer de geestelijke vader van het ontvangst- en detectiedeel van de radiointerferometer die op het dak van de Nl-vleugel staat. De instrumentenbouwer Ian Hermsen verdiende de prijs vanwege zijn bijdragen aan het ontwerpen en bouwen van instrumenten met name voor de scanning tunnel microscopie (STM). Het betreft apparatuur waarmee verplaatsingen mogelijk zijn over hele kleine afstanden, op atomaire schaal; ‘elektrodes zo dicht bij elkaar brengen dat je pingpong met zich er tussen bevindende atomen kunt spelen’, aldus professor Hilbers. Hermsen is mede-auteur van een aantal wetenschappelijke publicaties.
In een toelichtend praatje vergeleek Van Dongen zijn problematiek met het transport van producten van de haven van Rotterdam naar het achterliggende Duitse industriegebied. Er vindt een overgang plaats van het ene naar het andere transportmedium: van schip naar trein of vrachtauto. Iuist bij dat veranderen van medium ontstaan er vaak problemen. lets dergelijks geschiedt bij het transport van informatie via ‘hoge frequenties transportkanalen’. Hij demonstreerde de toehoorders dat het versturen van hoogfrequente signalen over een kabel niet automatisch betekent dat deze ongewijzigd de eindbestemmingen halen. In tegendeel, soms arriveren ze sterk verzwakt, zwaar vervormd of in het geheel niet. Ook ging hij in op de totaal veranderde werkwijze in zijn vak. Waren vroeger de soldeerbout, elementaire componenten en potlood en papier de belangrijkste hulpmiddelen van de elektronicus, vandaag de dag met z’n sterke miniaturisering en integratie is dat de computer waarmee simulaties kunnen worden uitgevoerd op ingevoerde, beschreven modellen.
In zijn toespraak schetste ]an Hermsen hoe zijn leven van jongs af doordrenkt is geweest met techniek. Zijn carrière aan de universiteit bestond uit het bouwen van instrumenten, leren van de tekortkomingen daarvan en dan een volgend exemplaar maken met steeds weer verbeterde eigenschappen. Diverse types instrumenten heeft hij in de loop der jaren ontworpen en laten bouwen.
Halverwege de jaren ’80 begon hij STM’s te construeren. Dat zijn instrumenten die oppervlakken van materialen door middel van een ultra-scherpe naald aftasten zonder die oppervlakken te raken. De afstand tussen naald en oppervlak is circa 1 nanometer (1 miljoenste millimeter) en moet daarbij zeer stabiel blijven (circa 0,01 nanometer). De verkregen meetgegevens worden door de computer verwerkt tot afbeeldingen waarop moleculen en atomen ‘zichtbaar’ zijn in hun kristalrooster.
Thuis is hij onder andere actief in de astronomie. Zo bouwde hij van oude, weggooi-onderdelen een optische telescoop en op zijn schuur verrees een sterrenkoepel. Ook is hij betrokken geweest bij het ‘redden’ van de telescopen van de opgeheven afdeling Sterrenkunde. De kijkers konden in stand worden gehouden en zijn nog steeds in gebruik. Onder andere is dat het geval tijdens de open dagen van de Astronomische Kring KU-Nijmegen, de Nationale Wetenschapsdagen, de VWO~dagen en tijdens de introductiedagen.
Bron: Faculteitsblad FNWI 1998